Woorden zijn nooit onschuldig. Het sleutelwoord achter de bezuinigingen op de kunst, de geestelijke gezondheidszorg en de persoonsgebonden budgetten is de geluksmachine. De grote ambitie van Mark Rutte is om de geluksmachine uit te zetten. Met zijn metafoor maakt Rutte in een beweging alle mensen die zijn aangewezen op de staat verdacht.
Hij doet ermee wat eerder met veel succes is gedaan met asielzoekers. Vroeger waren dat mensen die ellende wilden ontvluchten nu zijn het gelukszoekers. Met gelukszoekers hoef je geen mededogen te hebben.
Blokfluitles
De metafoor van de geluksmachine maakt van overheidssteun een luxe-artikel. Voor staatsecretaris Halbe Zijlstra is kunst een speeltje voor kunstenaars. Minister Edith Schippers vindt dat mensen te snel naar de psychiater rennen en VVD-Tweede Kamerlid Tamara Venrooy beweerde in het programma Hollandse Zaken dat mensen het pgb gebruiken voor blokfluitles.
Het idee dat het hier om luxe-artikelen gaat, blijkt ook uit de desinteresse voor wat er gebeurt als de overheidssteun wegvalt. Zijlstra vindt dat kunstenaars maar andere geldschieters moeten vinden. Als dat niet lukt, heeft het toneelgezelschap blijkbaar geen maatschappelijke waarde. Als mensen door de invoering van een eigen bijdrage niet meer naar de psychiater gaan, dan was het ook zo erg niet.
Hetzelfde geldt voor mensen die hun persoongebonden budget niet inruilen voor zorg in natura. Dat er ook waardevolle kunst bestaat die minder lekker in de markt ligt, wil er bij Zijlstra niet in. Schippers sluit haar ogen voor wat er gebeurt als psychiatrisch patiënten vanwege de drempel van de eigen bijdrage noodzakelijke zorg gaan mijden. En staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten wil niet weten dat mensen vaak zijn aangewezen op een pgb omdat er geen zorg in natura beschikbaar is.
Het idee dat het hier om luxe-artikelen gaat, blijkt ook uit de desinteresse voor wat er gebeurt als de overheidssteun wegvalt. Zijlstra vindt dat kunstenaars maar andere geldschieters moeten vinden. Als dat niet lukt, heeft het toneelgezelschap blijkbaar geen maatschappelijke waarde. Als mensen door de invoering van een eigen bijdrage niet meer naar de psychiater gaan, dan was het ook zo erg niet.
Hetzelfde geldt voor mensen die hun persoongebonden budget niet inruilen voor zorg in natura. Dat er ook waardevolle kunst bestaat die minder lekker in de markt ligt, wil er bij Zijlstra niet in. Schippers sluit haar ogen voor wat er gebeurt als psychiatrisch patiënten vanwege de drempel van de eigen bijdrage noodzakelijke zorg gaan mijden. En staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten wil niet weten dat mensen vaak zijn aangewezen op een pgb omdat er geen zorg in natura beschikbaar is.
Selectief
De makkelijkste kritiek op de metafoor van de geluksmachine is dat Rutte uiterst selectief is. Hij heeft het nooit over Nederlandse huiseigenaren die aan het subsidie-infuus liggen. Toch kost de hypotheekrenteaftrek de overheid meer dan de kunst, de geestelijke gezondheidszorg en de pgb’s bij elkaar opgeteld. Maar die kritiek versterkt alleen het idee dat het erg is om een beroep te doen op de staat.
Beter is het om een andere metafoor te munten...
Beter is het om een andere metafoor te munten...
De staat is geen geluksmachine, maar een pechdemper
De steun van de overheid komt voort uit solidariteit. We voelen ons collectief verantwoordelijk voor elkaars lot. Wie pech heeft, wordt niet aan zijn lot overgelaten. De staat is geen geluksmachine, maar een pechdemper. Niemand kiest ervoor om een kind te hebben met het syndroom van down of om geestelijk totaal in de war te raken. En dus bedenken we collectieve arrangementen om mensen te helpen zo’n tegenslag de baas te worden. De afbraak van de geluksmachine komt dus neer op een privatisering van de pech. Pech
Rutte probeert deze consequentie van de afbraak van de geluksmachine te verdoezelen. Wie echt pech heeft, kan op de staat blijven rekenen. Het cruciale woord hierbij is ‘echt’. Blijkbaar zijn er veel mensen die niet ‘echt’ pech hebben en toch hun hand ophouden.
Die twijfel komt in twee varianten. Een onverschillige en een haatdragende. De onverschilligen hebben een gebrek aan voorstellingsvermogen. De wil om zich in de pech en de tegenslagen van anderen te verplaatsen, ontbreekt. Als ik mezelf kan redden, waarom kunnen anderen mensen dat dan niet? Vroeger bestonden er toch ook geen pgb’s? Ik ren toch ook niet naar de psychiater als ik me rot voel? Al die mensen die steun zoek bij de staat moeten gewoon wat harder hun best doen.
De tweede variant komt voort uit een teveel aan voorstellingsvermogen. Mensen die een beroep doen op de overheid zijn calculerende klaplopers die proberen munt te slaan uit hun pech. Zij gebruiken hun zieligheid als troefkaart. Deze tweede variant komt neer op een vorm van neerwaartse jaloezie. Vroeger waren mensen jaloers op wie het beter hadden. Nu zijn zij jaloers op mensen die het minder hebben getroffen, maar vanwege die achtergestelde positie zogenaamd in de watten worden gelegd.
De dubbele kritiek op de geluksmachine plaatst tegenstanders van de bezuinigingen in een catch 22. Om de onverschilligen te overtuigen, moeten ze hun pech breed uitmeten, daarmee voeden zij het wantrouwen van de haatdragenden. Ziedaar het desastreuze effect van de metafoor van de geluksmachine. Het maakt het werkelijke debat onmogelijk. Dat debat zou moeten beginnen met de erkenning dat pech bestaat en gaan om de vraag welke pech een collectieve verantwoordelijkheid is en hoe we mensen in staat stellen om goed om te gaan met tegenslagen. Het is geen kwestie van het zoeken van geluk, maar van het dempen van pech.
Die twijfel komt in twee varianten. Een onverschillige en een haatdragende. De onverschilligen hebben een gebrek aan voorstellingsvermogen. De wil om zich in de pech en de tegenslagen van anderen te verplaatsen, ontbreekt. Als ik mezelf kan redden, waarom kunnen anderen mensen dat dan niet? Vroeger bestonden er toch ook geen pgb’s? Ik ren toch ook niet naar de psychiater als ik me rot voel? Al die mensen die steun zoek bij de staat moeten gewoon wat harder hun best doen.
De tweede variant komt voort uit een teveel aan voorstellingsvermogen. Mensen die een beroep doen op de overheid zijn calculerende klaplopers die proberen munt te slaan uit hun pech. Zij gebruiken hun zieligheid als troefkaart. Deze tweede variant komt neer op een vorm van neerwaartse jaloezie. Vroeger waren mensen jaloers op wie het beter hadden. Nu zijn zij jaloers op mensen die het minder hebben getroffen, maar vanwege die achtergestelde positie zogenaamd in de watten worden gelegd.
De dubbele kritiek op de geluksmachine plaatst tegenstanders van de bezuinigingen in een catch 22. Om de onverschilligen te overtuigen, moeten ze hun pech breed uitmeten, daarmee voeden zij het wantrouwen van de haatdragenden. Ziedaar het desastreuze effect van de metafoor van de geluksmachine. Het maakt het werkelijke debat onmogelijk. Dat debat zou moeten beginnen met de erkenning dat pech bestaat en gaan om de vraag welke pech een collectieve verantwoordelijkheid is en hoe we mensen in staat stellen om goed om te gaan met tegenslagen. Het is geen kwestie van het zoeken van geluk, maar van het dempen van pech.
Bron: volkskrant.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten