In gesprek, samenvatting rapport Ombudsman.
Het rapport is een onderzoek naar de positie van ouders van
kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte op school. Ouders kennen het kind
het beste. Leerkrachten weten het meeste over onderwijsmogelijkheden en moeten
met meer kinderen in de klas rekening houden. Leerkrachten kennen niet altijd
de gebruiksaanwijzing van een kind waardoor gedrag op school en thuis kan
verergeren en de ontwikkeling van een kind stagneert of achteruit gaat. In 2011
kwam de Ombudsman met een tussenrapportage “ouders aan het woord” Er is gebrek
aan inzicht op de besteding van het Rugzakje. Kinderen krijgen niet de gewenste
begeleiding en wordt het bedrag niet voor andere zaken aangewend? Scholen
verwijzen kinderen naar het S.O. omdat ze niet de zorg kunnen bieden die het
kind nodig heeft en ouders willen hun kind op S.O. omdat het kind daar het
beste tot zijn recht komt. Er zijn samenwerkingsverbanden met elk een eigen
werkwijze en bekostiging. De groep rugzakleerlingen is gegroeid. De kosten voor
extra ondersteuning zijn fors toegenomen en het is onduidelijk waar het geld
aan opgaat. Het geld gaat op aan hulpverlening buiten de school en niet in de
klas bij de leerkracht.
Jaarlijks zitten 2500 kinderen vier weken of langer thuis
omdat er geen passende onderwijsplek voor hen is. Met de komst van Passend
Onderwijs krijgen scholen een zorgplicht. Als de school geen passende plek kan
bieden moeten zij binnen het samenwerkingsverband op zoek naar een andere
school. Ouders hoeven dan niet zelf meer te leuren met hun kind maar scholen
krijgen naast zorgplicht ook beslissingsrecht over de leerling. Ouders hebben
geen zeggenschap meer over de uiteindelijke keuze.
De vraag van dit rapport is hoe ouders beter worden
toegerust om hun rol als gelijkwaardige partner te kunnen vervullen. De enquête
is 518 keer ingevuld. Ouders willen als serieuze gesprekspartner worden
betrokken bij het onderwijs aan hun kind. 394 leerkrachten kregen hun eigen enquête.
Het maken van de juiste keuze (regulier of speciaal) en
kiezen voor de juiste school is voor ouders niet gemakkelijk. Het niveau moet
aansluiten bij de ontwikkeling(behoefte), de school moet kunnen voldoen aan
specifieke ondersteuningsbehoefte en het is belangrijk dat het kind niet geïsoleerd
raakt dus het moet in de buurt zijn. Een indicatie geeft recht op ondersteuning
waardoor het kind op regulier onderwijs kan blijven. Veel ouders vinden het
Rugzakje stigmatiserend. Daarbij is het gericht op de onmogelijkheden van een
kind i.p.v. mogelijkheden. Het is beter om te beoordelen wat het kind nodig
heeft om wel te functioneren zonder etiket. Soms worden kinderen vanwege het
etiket ook afgewezen.
De helft van de ouders waardeert de geboden hulp als
voldoende. 1/3 oneens. De helft van de leerlingen krijgt buiten school
ondersteuning door PGB (SOVA en begeleiding op cognitief niveau) die school
niet kan bieden. PGB wordt ook aangewend voor schoolse vaardigheden (lesstof op
een andere manier aanbieden en dyslexie/dyscalculie). Een ruime meerderheid is
tevreden over de hulp die beschikbaar is. 1/5 oneens. Soms hebben leerkrachten
te weinig kennis over wat de beperkingen voor een kind inhouden. School erkent
de problematiek dan niet en biedt te weinig extra hulp. Als hulp te weinig
beschikbaar is lopen kinderen alsnog vast. Extra hulp is nodig om op school te
blijven, over te gaan en een examen te halen.
2/3 van de ouders geeft aan geen hulp gekregen te hebben bij
het kiezen van de juiste school en bijna de helft had die hulp wel willen
hebben. ¾ van de ouders die wel hulp hebben gehad vond de kwaliteit van die
hulp goed (open communicatie en samenwerking met oude school of
onderwijsspecialist. Ouders die ontevreden waren gaven aan gebrek aan
belangstelling van de ontvangende school en het gevoel zelf alles te moeten uitzoeken.
Leerkrachten bieden hulp via een persoonlijk gesprek. Als school afwijst
bemiddelen ze hierbij of adviseren.
Kan de school niet voldoen aan de zorgvraag dan noemt school
zich handelingsverlegen en weigert de leerling in te schrijven. Gevolg is vaak
een lange zoektocht en soms uiteindelijk thuiszitten. 1 op de 5 ouders heeft
het kind thuis gehad terwijl het wel leerplichtig was. Het aantal thuiszitters
neemt toe; met 18% gestegen t.o.v. 2009/2010. De gemiddelde duur van
thuiszitten nam wel af.
Vrijwel alle leerkrachten ervaren grenzen aan de
mogelijkheden van de extra ondersteuning. Er zijn te weinig handen in de klas,
er is te weinig tijd en er zijn teveel zorgleerlingen in 1 klas. In mindere
mate worden ook genoemd te weinig middelen, te grote klassen en te weinig financiën.
Grenzen aan de eigen deskundigheid of die van collega’s worden minder genoemd.
Een diploma wordt ook zaak van de school.
Ouderbetrokkenheid heeft een positief effect op de
onderwijsontwikkeling van het kind, zowel leerprestaties als sociaal
functioneren gaan omhoog en ook heeft het een positieve invloed op het
schoolklimaat.
De leerkracht is voor bijna elke ouder het aanspreekpunt. Een
belangrijk gespreksonderwerp is het gedrag van het kind en van andere kinderen.
Het contact met de school wordt gemiddeld met een 8 gewaardeerd. Extra hulp en
de vorderingen van het kind zijn ook belangrijk. Leerkrachten weten te weinig
over (gedrag)problemen en beperkingen en nemen de kennis van de ouder en advies
niet mee. Ouders moeten steeds nadrukkelijk vragen naar de vorderingen van hun
kind. Als de communicatie niet goed verloopt, schakelen ouders meestal de
directeur in. De gesprekken worden positief gewaardeerd vooral als de school
openstaat voor suggesties. Maar niet altijd worden gemaakte afspraken
nagekomen. De meeste ouders zijn niet op de hoogte van het bestaan van een
onderwijsconsulent; een onafhankelijke deskundige die met ouders en school
wensen en mogelijkheden van het kind in perspectief kan zetten. 2 van de 5
ouders hadden een onderwijsconsulent ingeschakeld als ze van het bestaan ervan
hadden geweten. Ouders die er wel gebruik van hebben gemaakt zijn in
meerderheid tevreden over de geboden ondersteuning en in 2/3 van de gevallen
heeft het geleid tot betere communicatie tussen ouders en school ondanks dat in
2/3 van de gevallen het advies van de onderwijsconsulent niet of slechts deels
is overgenomen.
Bij vragen over de ontwikkeling van een kind met behoefte
aan extra onderwijsondersteuning neemt ruim ¾ van de leerkrachten contact op
met de ouders, voornamelijk vanwege ervaringsdeskundigheid en aanvullende
informatie. Ook zij noemen gesprekspunten gedrag, vorderingen en extra hulp.
Opvallend weinig leerkrachten noemen afstemmen met de thuissituatie als
onderwerp van gesprek. Ouders gaven het contact een 8 leerkrachten een 7,5.
Iets meer dan de helft van de leerkrachten vinden het een goede zaak as een
onderwijsconsulent vroegtijdig wordt ingeschakeld bij een dreigend conflict.
Maar een zeer beperkt deel van die leerkrachten doet dit daadwerkelijk.
Ouders hebben behoefte aan meer kennis over wat zij van
school mogen verwachten en over rechten en plichten. Zij willen een beroep
kunnen doen op onafhankelijke ondersteuning. Ouders missen erkenning, een
luisterend oor en openheid. Leerkrachten vinden informatie over de organisatie
van de school in mindere mate een belangrijke voorwaarde voor ouders om als
gelijkwaardige gesprekspartner te fungeren. Ouders worden niet serieus genomen
in hun rol als ervaringsdeskundige van het gedrag en ziektebeeld van hun eigen
kind. School mist hierdoor belangrijke informatie. Ouders hebben vaak (te)
hooggespannen verwachtingen van waar een school aan kan voldoen, waardoor de
verhoudingen verslechteren. Dreigende escalatie wordt niet onderkend en interventie
komt te laat. Over en weer wordt het contact gewaardeerd en toch voelen ouders
zich niet serieus genomen. Ondanks dat leerkrachten het belang van een
onafhankelijke onderwijsspecialist (zoals onderwijsconsulent) erkennen zetten
ze die vervolgens nauwelijks in. Het contact met de leerkracht wordt als
positief ervaren maar er is tijdsdruk, een gebrekkige visie van het
schoolbestuur over de communicatie met ouders en ook wordt de bemoeienis van
ouders met het onderwijs als bedreigend ervaren. Ouderbetrokkenheid komt in de
opleiding voor leerkrachten nauwelijks voor en als het gebeurd is de insteek
hoe om te gaan met lastige ouders.
In de plannen voor passend onderwijs krijgen leerkrachten en
schoolbesturen een centrale rol. Zij staan dichtbij de leerling en weten welke
behoeften de leerlingen hebben. De helft van de ouders vinden dat de
inspraakmogelijkheden moeten worden versterkt. Zij willen gezien worden als
serieuze gesprekspartner en willen meebeslissen over en betrokken worden bij
het onderwijs en beter geïnformeerd worden. Zij willen samenwerken en de
thuissituatie op de schoolsituatie afstemmen. 2/3 van de leerkrachten vinden
dat de huidige inspraakmogelijkheden voldoen. Een klein deel vindt dat de
mogelijkheden moeten worden versterkt en een even groot deel zegt verminderen.
Leerkrachten die voor versterking zijn vinden dat informatie over de besteding
van het budget ruimhartiger moet zijn. Leerkrachten die vinden dat de
mogelijkheden voldoen zeggen dat ouders weinig oog hebben voor verschillende
rollen en verschillende belangen.
Het handelingsplan wordt in Passend Onderwijs het ontwikkelingsperspectief.
In het handelingsplan formuleert de school doelen wat de school met het kind
wil bereiken, hoe aan te pakken en op welke termijn doelen behaald moeten zijn.
Ouders hebben daarin instemmingsrecht; zij moeten het plan ondertekenen. Eens
per jaar wordt het handelingsplan geëvalueerd en gedurende het jaar hebben
ouders het recht om op de hoogte gehouden te worden over de vorderingen van het
kind. Vrijwel alle ouders vinden het plan nuttig. Het schept duidelijkheid, je
kunt als ouder op afspraken terugvallen en de vorderingen van het kind worden
concreter getoetst. ¾ vindt de betrokkenheid bij het plan voldoende, men is
tevreden over de inhoud en uitvoering. Ouders noemen daarbij het enthousiasme
en de betrokkenheid van de leerkracht. Op het naleven van de afspraken moeten
ouders toezien en ouders die minder tevreden zijn hebben daar moeite mee. Er is
verschil tussen papier en praktijk. Ouders willen weten hoe en waaraan het
extra geld is besteed. Vrijwel alle leerkrachten vinden het handelingsplan
nuttig en stellen het ook daadwerkelijk op. Meer dan de helft stelt voor alle
leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben een handelingsplan op,
of ze nu wel of niet een indicatie S.O. hebben. Leerkrachten die het plan niet
nuttig vinden zeggen dat het te ingewikkeld en tijdrovend is. ¾ van de
leerkrachten stelt eerst een plan op om het vervolgens aan de ouders voor te
leggen. Er is tevredenheid over de totstandkoming en uitwerking maar bij 1/5
blijkt dat de uitvoering van het plan vaak door gebrek aan middelen niet naar
wens verloopt. Verschillen van mening over het handelingsplan gaan vooral over
de kwantiteit van de geboden ondersteuning en in mindere mate over de
kwaliteit. Er is soms een ander beeld van (on)mogelijkheden van het kind en ½
van de leerkrachten heeft een gesprek met ouders om tot consensus te komen of
duidelijkheid te scheppen. Onafhankelijke bemiddeling wordt vrijwel niet
ingezet. Opmerkelijk is dat ouders pas inspraak krijgen nadat het plan is
opgesteld maar ouders zijn tevreden over de manier waarop het tot stand komt en
zij vinden dat zij voldoende worden betrokken bij het vaststellen van het plan.
Het handelingsplan wordt vervangen door het ontwikkelingsperspectief. Het
handelingsplan gaat uit van doelen op de korte termijn, het
ontwikkelingsperspectief gaat uit van planning op de lange termijn. Het
ontwikkelingsperspectief wordt na een op overeenstemming gericht overleg met de
ouders door de school vastgesteld. De handtekening van de ouders is niet meer
nodig. Instemmingsrecht wordt adviesrecht; de positie van ouders verzwakt.
Collectief hebben ouders inspraak via de MR. Sommige scholen
houden zich niet aan de wettelijke verplichtingen jegens de MR zoals tijdig
informeren en advies vragen voordat een besluit wordt genomen. De zetelverdeling
ouders-leerlingen is een aandachtspunt: 10-20% van de zetels van ouders en
leerlingen zijn onbezet (V.O. en S.O.). Vrijwel alle ouders weten van de MR
maar slechts weinigen nemen zitting. Reden: tijdsbeslag (in combinatie met
werk) gevolgd door vermeende ongeschiktheid. Energie en tijd worden geïnvesteerd
in het kind. Ouders die wel zitting nemen zijn doorgaans positief. Korte communicatielijnen,
invloed op het beleid van de school, weten wat er speelt. Negatief: adviezen
worden genegeerd of problemen ouders liggen niet in de invloed sfeer. 1/3 vindt
dat ze voldoende inspraakmogelijkheden hebben. 1/3 vindt dat de mogelijkheden
moeten worden versterkt. De MR moet een serieuze gesprekspartner worden en
schoolbesturen moeten een minder dominante rol spelen. De MR moet meer inspraak
over de zorgstructuur krijgen. 2/3 van de leerkrachten vinden dat de
inspraakmogelijkheden via de MR voldoen. Slechts een klein deel is voor
versterking. Er is discrepantie tussen de wens van ouders om als serieuze
gesprekspartner te worden gezien en anderzijds dat weinig ouders in de MR
willen zitten. De persoonlijke ontwikkeling van het kind staat dichtbij. In
Passend Onderwijs krijgt men op schoolniveau via de MR instemmingsrecht op het
zorgplan (o.a. hoe is opvang en begeleiding geregeld voor leerlingen met een
extra onderwijsondersteunings behoefte) Eens per vier jaar wordt het
schoolondersteuningsprofiel (welke extra ondersteuning kan school aan
leerlingen met een extra onderwijsondersteuningsbehoefte bieden). Het
schoolondersteuningsprofiel wordt voorgelegd aan de MR die hierover adviesrecht
krijgt. Ouders krijgen door de verschuiving minder zeggenschap over zorgbeleid
van de school. Op het niveau van het samenwerkingsverband wordt
instemmingsrecht door ouders toegevoegd. Scholen moeten afspraken maken over de
wijze waarop de extra onderwijsondersteuning wort vormgegeven. Dit
ondersteuningsplan geldt voor alle scholen in het samenwerkingsverband. Het
plan wordt opgesteld in samenspraak met de ondersteuningsplanraad. Deze raad
wordt samengesteld uit leden van MR’s van de scholen. Via de
ondersteuningsplanraad is er instemmingsrecht op het ondersteuningsplan.
Besturen en een aantal tweede Kamerleden verwachten dat het werk voor de
ondersteuningsplanraad complex zal zijn waarvoor bovengemiddelde kennis nodig
is.
Het doel van Passend Onderwijs is om de ouderbetrokkenheid
te vergroten wordt in de optiek van de Ombudsman niet bereikt op het gebied van
inspraak.
Als ouders en school het niet eens zijn kunnen zij advies
vragen aan de klachtencommissie of als de aard van het geschil zich ervoor
leent de Commissie Gelijke Behandeling(CGB). De Wet gelijke behandeling op
grond van handicap of chronische ziekte verbiedt onderscheid bij weigering of
verwijdering door scholen. De klachtencommissie verklaart een klacht gegrond of
ongegrond en geeft zonodig advies. Het oordeel van de rechter is het meest
verregaande rechtsmiddel maar tegelijkertijd wel bindend (i.t.t. vorigen die
meer gericht zijn op overeenstemming, laagdrempelig en minder duur). Meer dan
de helft van de ouders vindt dat het oordeel van de klachtencommissie bindend
moet zijn zodat school dit niet zomaar terzijde kan schuiven. 2/3 van de ouders
vindt dat het oordeel van CGB bindend moet zijn. Voor beide instanties achten
ouders het van groot belang dat het een onpartijdige en strikt onafhankelijke
niet aan school gelieerde instantie moet zijn. Ouders die een andere mening
hebben vragen zich af of een dwangmiddel de juiste weg is. 2/3 van de ouders is
niet op de hoogte van het feit dat men over onderwijszaken ook een oordeel van
CBG kan vragen. Nu scholen eerder worden afgerekend op prestaties verwachten
ouders dat scholen leerlingen sneller zullen weigeren. Een onafhankelijke
instantie moet oordelen over weigeren of verwijderen. Ouders die dat niet
vinden zullen van school veranderen om het kind niet de dupe te laten zijn. De
helft van de leerkrachten is het eens met ouders als het gaat om een bindend
oordeel van de klachtencommissie en 2/3 als het gaat om een bindende uitspraak
van CGB. Zij hebben andere argumenten dan ouders. Een conflict moet zich niet
voortslepen en met een bindende uitspraak bereik je een eindsituatie. Het
daaraan voorafgaande onderzoek moet onafhankelijk en onpartijdig zijn.
Leerkrachten die een andere mening hebben vinden dat school het laatste woord
moet hebben in het belang van alle leerlingen i.p.v. een individu. Bijna de
helft van de leerkrachten vinden dat school moet oordelen over weigeren en
verwijderen i.t.t. ouders. ¼ leerkrachten kiezen net als2/3 ouders voor een
onafhankelijke instantie. Een bindende uitspraak zien ouders als stok achter de
deur en leerkrachten waarderen vooral de duidelijkheid.
Diverse gehandicapten- en ouderorganisaties hebben zich
sterk gemaakt voor het instellen van een geschillencommissie. Op dit punt komt
de wet ouders tegemoet. Er komt een extra mogelijkheid om geschillen tussen
ouders en school te beslechten. Een geschillencommissie wordt (tijdelijk)
ingesteld om een bindende uitspraak te doen over geschillen inzake aanbod voor
extra onderwijsondersteuning, plaatsing of verwijderen van leerlingen. De
communicatie tussen ouders en leerkrachten is de oorzaak van een groot aantal
problemen maar tegelijkertijd ook de sleutel van het oplossen ervan. Is
mediation niet een eerste mogelijkheid?
Doordat het rugzakje vervalt en daarmee de landelijke
commissie indicatiestelling. Ouders kunnen daardoor zich niet meer beroepen op
objectieve criteria op basis waarvan extra onderwijszorg wordt toegewezen.
Voortaan bepaalt school in samenspraak met het samenwerkingsverband of een
leerling extra ondersteuning nodig heeft en welke school dat het beste kan
bieden. Hoe criteria worden vastgesteld is nog onduidelijk. De ECPO adviseert
een laagdrempelige geschillencommissie die een bindende uitspraak doet over een
verschil van mening over de extra onderwijsondersteuning. Dit voorstel is in
het huidige wetsvoorstel overgenomen. De commissie wordt ingesteld op het
niveau van het samenwerkingsverband en kan uitspraken doen over extra
onderwijsondersteuning en over toelaten en verwijdering.
Bijna 2/3 van de ouders en ¾ van de leerkrachten zijn het
eens met de plicht tot samenwerking voor scholen in een regionaal verband. Het
voordeel is meer flexibiliteit voor scholen in het aanbod. ¼ van de ouders en
1/5 van de leerkrachten staan hier neutraal tegenover. Ouders zien het als
bedreiging dat het financieel belang van het samenwerkingsverband voorrang
krijgt op belang van het kind en dat er grote regionale verschillen in
inrichting en uitvoering van het onderwijs zullen ontstaan. Leerkrachten vrezen
dat teveel verschillende belangen gaan spelen ten koste van de individuele
leerling. De helft van de ouders en minder dan de helft van de leerkrachten
zijn het eens met de zorgplicht. ¼ van de ouders en meer dan 1/3 van de
leerkrachten zijn het daarmee oneens. Ouders zijn er niet gerust opdat
leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte voldoende aandacht krijgen in een
klas van 30 leerlingen. Dit gaat ook ten koste van leerlingen zonder beperking
die een ander tempo hebben. Met het wetsvoorstel hebben ouders geen zicht op
waar het geld naar toe gaat omdat scholen in een nog machtiger positie komen.
Er is geen keuzevrijheid in school want het samenwerkingsverband bepaalt en
indien je op de grens van een samenwerkingsverband woont, moet het kind
wellicht veel verder reizen. Leerkrachten maken zich zorgen over leerlingen met
een extra ondersteuningsbehoefte die niet worden doorverwezen naar S.O. terwijl
ze daar meer baat bij zouden hebben. In mindere mate maken leerkrachten zich zorgen
over reguliere leerlingen die te weinig aandacht krijgen doordat er teveel
leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte in de reguliere klas terecht
komen.
Iets meer dan de helft van de ouders en iets minder dan de
helft van de leerkrachten zijn het niet eens met de voorgestelde wijziging dat
het bestuur van het samenwerkingsverband bepaalt hoe het geld over de scholen
verdeeld wordt. ¼ van de ouders en 1/3 van de leerkrachten zijn neutraal en een
minderheid is het eens. Er bestaan zorgen bij ouders en leerkrachten over het
verdelen van het geld en de belangen die hiermee gemoeid zijn. Ouders zijn bang
dat school de beperking van het kind zal overdrijven om geld binnen te slepen
en leerkrachten vrezen willekeur en vriendjespolitiek, en vrezen dat het geld
niet daar terecht komt waar het hoort. Leerkrachten vinden dat er eerlijke en
uniforme criteria moeten worden geformuleerd.
Een leerling met een indicatie voor extra
onderwijsondersteuning krijgt niet meer een vast bedrag maar een bedrag op
maat. 2/3 van de ouders en ruim de helft van de leerkrachten zijn het hiermee
eens. De methode is logischer en eerlijker en het werkt minder stigmatiserend. 1
op de 5 ouders en ¼ van de leerkrachten zijn het oneens. Een klein deel heeft
zorgen over de onderbouwing en omvang van het bedrag.
2/3 van de leerkrachten vinden dat ouders geen invloed
moeten krijgen op het ondersteuningsprofiel. Alleen scholen hebben hiervoor
voldoende expertise in huis. 1/3 vindt het wel een goed idee, ouders kunnen als
ervaringsdeskundige van hun kind hier een zinvolle bijdrage aan leveren (maar
geen beslissende stem). 4 op de 5 leerkrachten vindt invloed van ouders op het
ondersteuningsplan op niveau van het samenwerkingsverband geen goed idee.
Expertise en overzicht liggen bij het samenwerkingsverband. 1 op de 5
leerkrachten zouden ouders daarin wel een adviserende rol willen geven
(ervaringsdeskundigheid).
¾ van de leerkrachten verwacht dat voor ouders veel zal
veranderen in Passend Onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs zal verminderen.
Wel kan het onderwijs meer in nabijheid worden gerealiseerd. Het S.O. zal
blijven bestaan en daarmee goede zorg voor leerlingen die dat echt nodig
hebben. De meeste leerkrachten verwachten dat voor hen en
onderwijsondersteuners veel zal veranderen. Er worden meer deskundigheidseisen
aan leerkrachten en school gesteld. Er is vrees dat een gebrek aan middelen zal
leiden tot minder deskundigheid en minder faciliteiten in school om leerlingen
tot hun recht te laten komen. Er is ook vrees dat de administratieve- en
werkdruk zal toenemen. Leerkrachten die geen grote veranderingen verwachten
zeggen dat school nu al veel doet voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte.
Om Passend Onderwijs tot een succes te maken hebben leerkrachten meer handen in
de klas nodig en meer middelen om extra onderwijsondersteuning te bieden.
Kleinere klassen en meer financiële middelen. Behoud expertise van ambulante
begeleiding, goede samenwerking met andere scholen, minder snel vernieuwingen
doorvoeren en verbeteren van de opleiding voor leerkracht.
De informatiekloof en daarmee de verwachtingskloof tussen
ouders en leerkracht staat een goede samenwerking ten behoeve van (de
ontwikkeling van) de leerling in de weg. De positie van ouders t.o.v.
leerkrachten en de school is in de praktijk niet gelijkwaardig. In een
maatschappij die verwacht dat iedereen meedoet, is ouderbetrokkenheid pure
winst voor de leerling, de school en later voor de maatschappij. Daarvoor
hebben ouders wel voldoende kennis en informatie nodig en moeten ze als
serieuze gesprekspartner worden gezien. Leerkrachten hebben te weinig
informatie over de beperking van een kind en dan met name de gebruiksaanwijzing
die daaraan vastzit. Leerkrachten zien wel dat ouders meer informatie nodig
hebben maar vinden tegelijkertijd dat ze die geven. Als je niet voldoende
kennis en informatie hebt weet je ook niet wat je kan verwachten. Deze
informatie is niet duidelijk genoeg. Vrijwel alle leerkrachten geven aan ouders
te ondersteunen bij de keuze voor een geschikte school terwijl 2/3 van de
ouders zegt geen hulp te hebben gehad. Er is mis of non-communicatie door
tijdgebrek van zowel leerkrachten als ouders. Ouders bevinden zich in een
vraag- en daarmee afhankelijke positie, leerkrachten zitten aan de aanbod kant
waardoor zij eerder in een machtspositie zitten. De leerkracht stelt het
handelingsplan op maar van overleg is nauwelijks sprake. School is
professional, inspraak op collectief niveau voldoet ruimschoots vinden
leerkrachten en als er al meer mogelijkheden zouden zijn dan moeten ouders een
adviserende i.p.v. beslissende rol hebben. Leerkrachten hebben vrees dat ouders
zich inhoudelijk met het onderwijs gaan bemoeien maar die vrees is ongegrond.
Ouders willen serieus genomen worden als ervaringsdeskundige van hun kind. Ouders
willen inspraakmogelijkheden verruimen met als doel: samenwerken! Wij-zij
verhouding komt door de organisatie van het onderwijs. Schoolbesturen hebben te
weinig visie op de wijze waarop ouderbetrokkenheid kan worden ingezet. Zodat
leerkrachten daar zelf een weg in vinden. Men moet elkaars rol respecteren.
Door een regionaal samenwerkingsverband bestaat het risico
van een extra bestuurslaag waar de macht ligt (verdelen middelen). Het betekent
meer bureaucratie maar ook verzwakking van de positie van de ouders en
leerkrachten. De afstand wordt nog groter. Zowel ouders als leerkrachten hebben
grote zorgen over de vermindering van de kwaliteit van het onderwijs en
werkdruk. Terwijl nu een cultuuromslag nodig is en er zou geïnvesteerd moeten
worden in communicatie.
Scholen moeten de informatiekloof dichten of verkleinen. Er
moet duidelijke informatie komen over de organisatie van de school,
bevoegdheden school en ouders, inspraak en medezeggenschap en welke vormen van
geschillenbeslechting en klachtenafhandeling er openstaan. Zoek samenwerking
met ouders om de ondersteuningsbehoefte van de leerling duidelijk in kaart te
brengen. Maak gebruik van informatie en adviezen die ouders van een kind geven.
Zie ouders als ervaringsdeskundige. Wijs ouders op de mogelijkheid van een
onafhankelijke derde in te schakelen (zoals een onderwijsconsulent) bij een
blijvend verschil van mening. Investeer in de benodigde kennis van ouders als
blijkt dat gebrek daaraan de drempel is niet deel te nemen aan collectieve
inspraak (MR en OPR).
Geef ouders in een persoonlijk gesprek informatie over wat
school wel en niet kan bieden en stem wederzijdse verwachtingen goed op elkaar
af. Betrek ouders bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief en
evalueer regelmatig (tijdig bij kunnen sturen). Wat wordt er van school en van
ouders verwacht en wat zijn de evaluatiemomenten. Maak met ouders afspraken om
school en thuis zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Samenwerking!
Investeer in communicatie.
Afspraken over wijze en frequentie communicatie en bied maatwerk. Korte
communicatielijnen zoals email en telefoon bijv. passende manier opvangen
aankomst thuiskomst. Persoonlijk gesprek of huisbezoek.
Ontwikkel als school een visie op
ouderbetrokkenheid en zorg dat leerkrachten en onderwijsondersteuners dit
actief in praktijk brengen. Train leerkrachten in de communicatie met ouders
waarbij aandacht is voor de positie van ouders. Iedereen heeft toegevoegde
waarde en dat komt effectieve samenwerking ten behoeve van de leerling ten goede.
Ouders. Geef in een persoonlijk
gesprek relevante informatie over het kind zodat school kan investeren wat het
kind aan ondersteuning bij het onderwijs nodig heeft. Informeer goed naar wat
school wel en niet kan bieden zodat de verwachtingen overeenkomen met de
mogelijkheden en grenzen van de school. Maak gebruik van adviesrecht bij het
opstellen van het ontwikkelingsperspectief en maak gebruik van het recht
regelmatig te evalueren. Maak met school afspraken over hoe de situatie op
school en thuis zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen zodat duidelijk is hoe
samen te werken (persoonlijk gesprek leerkracht). Afspraken met school over de
wijze en frequentie van communiceren, bijv. korte communicatielijnen over
overgang thuis-school en omgekeerd. Persoonlijk gesprek of huisbezoek. Houd
rekening met mogelijkheden en grenzen school en leerkracht en sta open voor
compromissen. Betrek een onafhankelijke derde (zoals onderwijsconsulent) bij
een blijvend verschil van mening met school. Neem kennis van inspraakmogelijkheden
voor ouders in MR en OPR en stel je op de hoogte van wat het werk voor de raad
inhoudt en overweeg je verkiesbaar te stellen.
Ouders en scholen: pas op voor
verregaande juridisering. Communicatie in het voortraject of mediation als een
conflict dreigt te escaleren is te verkiezen boven de formele weg (kost tijd,
geld en energie en betekent vaak einde relatie tussen ouders leerling en
school.
Ministerie OC&W. Stel
landelijke objectieve beoordelingscriteria vast waarmee school de extra
ondersteuning die een leerling nodig heeft kan vaststellen. Daarmee voorkom je
te grote regionale verschillen en ouders weten wat ze van school mogen
verwachten. Versterk de positie van ouders door ouders instemming te geven op
schoolkeuze en op ontwikkelingsperspectief, en ouders via de MR
instemmingsrecht te geven op het schoolondersteuningsprofiel. Maak
ouderbetrokkenheid, communicatie met ouders en de positie van ouders tot een
vast deel van de lerarenopleiding. Faciliteer een brede en snelle inzetbaarheid
van onafhankelijke onderwijsspecialisten (zoals onderwijsconsulenten) wanneer
ouders en school blijvend van mening verschillen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten