NVA congres 5 en 6 oktober 2012
Er is aandacht voor de werkgroep ‘Door autisme bekeken’ om
knelpunten aan te geven en oplossingen te bedenken in de zorg voor autisme. De
voorzitter van de werkgroep, Merel van Vroonhoven, is ook bestuurslid van de
NVA. Ook wordt aandacht gevraagd voor het protest van Per Saldo tegen de
tien-uurs-regeling. De NVA ondersteunt de actie van harte!
Prof. Dr. Rutger Jan van der Gaag wordt erelid van de NVA.
Hij neemt binnenkort afscheid. De NVA blijft op hem rekenen.
Autisme: diagnose of etiket?
Zijn lezing begint met een filmpje van Deborah. Het laat ons
zien hoe zij de wereld ervaart: een wemeling van details. Het
classificatiesysteem van de DSM V wordt ingrijpend veranderd. Dat heeft ook
gunstige consequenties. 1 op de 20 mensen hebben autisme (5% van de bevolking).
Autisme hebben kan een geweldig voordeel zijn. Denk maar aan techniek,
wetenschap, kunst. Het is een andere manier van kijken, denken, van in de
wereld staan.
Als we kijken naar de oertijden: mannen zijn jagers (detailgericht,
niet laten afleiden, gaan op het doel af) en verzamelaars, de vrouwen (goed
samenleven, geen spanningen). Computertechnologie, telefoon etc. komen door
mensen met autisme. Zij hebben specifieke talenten. Ook veel hoogleraren hebben
autisme. Autisme is een extreme manier van ZIJN. Er is een geweldige overlap.
Autisme wordt bij meisjes, vrouwen, slecht onderkend. Zij zijn vaak verkeerd
gediagnosticeerd. De criteria voor autisme zijn heel erg op jongens gericht.
Het is een vorm van extreem mannelijk denken. Er is een moeilijke ontwikkeling,
moeilijke invoeging onderwijs en werk, problemen met vrije tijd, een beperking
van ontplooiingsmogelijkheden. Er zijn bijkomende problemen zoals angsten,
agressie, obsessies, leerproblemen en soms een verhoogd risico op psychoses.
Gedrag vormt zich op basis van genetische kwetsbaarheid
(baarmoederomgeving), functionele problemen (neurotransmissie en omgeving),
intelligentieprofielen, informatieverwerkingsstijl/mogelijkheden (omgeving),
waarneembaar gedrag (sociaal, omgeving).
Een diagnose is het doorkennen van het individuele geval.
Ieder heeft zijn eigen eigenaardigheden. Er zijn sterke en zwakke kanten.
Iedere persoon met autisme is anders, ook in ernst. Bijv. star,
prikkelverwerking, interacties. Er zijn bijkomende problemen, complicaties. De
behandeling wordt afgestemd op de sterke/zwakke kanten. Hypersensitief-angst.
Bedreigd-agressie. Denksprongen. Het is heel individueel. In het Engels is
classificatie diagnose en diagnose assessment. De DSM is niet diagnostisch maar
een classificatie.
Een classificatie is een wetenschappelijke ordening, een
zich ontwikkelend proces en nooit volmaakt. Waarom een classificatie? Je kunt
er makkelijk mee communiceren. Het is noodzakelijk voor de wetenschap
(onderzoek gehouden in China of VS, het is dezelfde groep). Het is effectief,
je hebt controle. Het is een paspoort (overheid) om wel of geen geld te
krijgen. Een paspoort tot zorg, hulp, PGB. Een classificatie zegt niets over de
ernst.
Een classificatie zegt niets over de zorgvraag. Maar geen
classificatie levert een zorgplan noch zorgvraag op. Ook kleine PGB vragen
moeten gehonoreerd blijven. Want nodig en het kan latere kosten voorkomen.
De vorige DSM is van 1994. Er komt nu slechts een categorie:
ASS. Van 3 naar 2 dimensies. Sociaal en communicatief, en beperkte rigide
patronen/interesse/gedrag (inclusief hyper en hyposensiviteiten). Autistische
stoornis, Asperger en PDD-NOS heten nu allemaal ASS.
Je bent niet je classificatie. In VS bijna geen PDD-NOS maar
aantal Aspergers is daar heel hoog. Er zijn maten om de ernst aan te geven en
er is meer ruimte voor aanduiding van bijkomende problemen.
Van belang is vroege signalering, adequate diagnostiek en
hulpverlening. Behandeling en begeleiding in beheer met inschakelen van dichtbij
en ver weg (patiëntendossier, iedereen heeft makkelijk contact). Bundelen van
informatie om d.m.v. onderzoek meer te weten te komen wat helpt.
Punt van zorg: de aangescherpte criteria waardoor sommigen
buiten de boot vallen en geen aanspraak kunnen maken op zorg.
Gre Slob is moeder van een nu 50-jarige tweeling met autisme
en een licht verstandelijke beperking.
Opgroeien met autisme
De tweeling was te vroeg geboren. Liggend in de box gingen
zij op in hun eigen bijzondere spel. Maar als zij de tweeling eruit wilde
tillen was het gillen en bijten. Gre ontdekte dat zij wel goed reageerden op
zang. Dus deed zij alles zingend. Pas op hun 3e gingen zij praten,
hetgeen zij ook al zingend leerden. De buurt vond het maar raar: dat mens zingt
i.p.v. te werken. De huisarts toonde begrip: doe het maar zoals jij denkt dat
goed is. In het Sophia Kinderziekenhuis bleek de tweeling niet te onderzoeken,
zij zetten daar de boel op stelten. We testen ze wel als ze naar de grote
school gaan.
Op de kleuterschool hadden ze hun eigen spel en deden ze
alleen mee als er werd gezongen. Voor een half jaar ging de tweeling intern bij
het Paedologisch Instituut van de Vrije Universiteit. Ze werden er mager. Maar
Gre en haar man kregen complimenten van de onderzoekers. Het woord autisme werd
echter in hun bijzijn niet gebruikt. (Later lazen ze het in verslagen wel op papier).
Met de taxi ging de tweeling naar school. Later hoorden zij dat andere ouders
tegen de tweeling geprotesteerd heeft. De taxi moest zelf betaald worden en zo
leven zij op bijstandsniveau. Pas na die tijd kwam de AWBZ.
De tweeling kwam in een antroposofische instelling. De
ontvangst was hartelijk en huiselijk. Gre wist dat dit een goede plek was: ze
waren lief voor de kinderen. Er werd een compliment gemaakt bij niet bijten of
slaan. De andere kinderen mochten altijd zelf weten of ze wel of niet
meegingen. De tweeling is ook altijd betrokken geweest bij het dorp en familie.
In de woon-werkgemeenschap Scorlewald leerden zij hun wensen kenbaar te maken
door korte zinnen. Nog steeds is muziek de bron tot contact maken. Zij zijn
gevoelig voor stress. Zij wonen en werken er en hebben vrijetijdsbesteding. Het
gaat goed met hen.
Ouders moeten goede contacten met de hulpverlening hebben.
Daarvoor is een open communicatie nodig. Humor is daarbij belangrijk want dan
kun je ook problemen makkelijker bespreken. Neem het zoals het is. Heb geen
hoge verwachtingen. Volg je eigen pad. En hoor goedbedoelde adviezen aan met
een glimlach.
Prof. Dr. Ilse Noens (docent orthopedagogiek KU Leuven,
onderzoeker Leuven Autism Research (voorheen universiteit Leiden) Autisme en
opvoeding.
Mevrouw Noens heeft onderzoek naar opvoedingsgedrag van
kinderen met autisme gedaan (Nederland en Vlaanderen) Veel gezinnen hebben via
de NVA meegewerkt en zij bedankt iedereen voor de medewerking. Ouders zijn in
de praktijk veel meer deskundig. Kanner had twee theorieën over het ontstaan
van autisme. Het is aangeboren of veroorzaakt door de omgeving
(ijskastmoeders). Dat laatste is erg fout en pijnlijk. In de daarop volgende
jaren waren er psychogene ideeën. Sinds de jaren 70 is er een neurobiologische
benadering. De keerzijde daarvan is dat opvoedingsgedrag onderbelicht is in het
onderzoek. Kijken naar de interactie en hoe die twee elkaar beïnvloeden. Kijken
naar gedrag is een andere manier van denken dan neurobiologie en genen. Maar er
is een wisselwerking met de omgeving.
Hoe kun je ouders sterker maken in de opvoeding van kinderen
met autisme. Uit recent onderzoek blijkt een andere beleving/percepties zoals
meer stress, een andere betekenisverlening van ouders en hoe gaan ze daarmee
om? (coping). Aan de opvoeding worden specifieke eisen gesteld. Ouders moeten
een omgeving creëren waar de kinderen goed in gedijen. Er zijn specifieke
uitdagingen in de opvoeding. In de ouderbegeleiding moet aandacht zijn voor het
specifiek opvoeden.
Een reguliere opvoeding bestaat uit warmte, controle
(gedragsmatig zoals tijd opruimen en psychologisch zoals als je niet doet wat
mama zegt wordt mama verdrietig), autonomieondersteuning (stimuleren zelf
keuzes te maken), steunen, sturen, stimuleren. Steunen: persoonlijk betrokken,
positief bekrachtigen, belonen. Sturing: leiding geven, grenzen stellen,
supervisie geven) Stimuleren: probleem oplossen.
Bij kinderen met gedragsproblemen is dat niet eenvoudig. Er
zijn positieve en negatieve bekrachtigingen. Ouder stelt een eis bijv. tijd om
op te ruimen. Het kind reageert met huilen en gillen. De ouder geeft het op of
zegt als jij dit doet doe ik dat (zwakt af) en het kind stopt met huilen en
gillen. Dit is een negatieve bekrachtiging van huilen/gillen. Men geeft eraan
toe. Door gedragsproblemen kun je minder efficiënt opvoeden. Bij autisme is een
hoger risico op het ontwikkelen van probleemgedrag. Door bijv. stress hebben
ouders minder efficiënt opvoedingsgedrag. Door het versterken van
opvoedingsgedrag verminderen gedragsproblemen.
552 ouders deden mee en een vergelijkbare controlegroep.
Vragen over complimentjes geven, voorbeelden van straffen en regels stellen,
stimuleren van de ontwikkeling (bijv. aanmoedigen zelf keuzes te maken),
aanpassen van de omgeving (bijv. ik gebruik korte zinnen, ik gebruik een
beloningssysteem). Resultaten: ouders van kinderen met autisme voeden meer
positief op, stemmen de omgeving af, en stimuleren de ontwikkeling. Ouders van
kinderen met autisme zijn deels gelijkwaardig wat betreft algemeen opvoedingsgedrag.
Van belang is evenwicht tussen steunen, sturen en stimuleren.
Marieke Langen UMC Utrecht afdeling Psychiatrie (NICHE Lab.)
Het brein onder de loep
Zij onderzoekt hersenen van mensen met autisme om de
neurobiologische factoren die een rol spelen bij autisme in kaart te brengen.
Onderzoek naar de neurobiologie van autisme heeft gevarieerde, soms elkaar
tegensprekende, resultaten. Duidelijke bio markers zijn nog niet gevonden. Deze
lezing heeft veel plaatjes om het duidelijk te maken dus een samenvatting is
lastig.
In het NICHE lab zijn 700 scans (ADHD en autisme). Autisme
is klinisch een diverse aandoening. Er is niet een ding mis bij autisme. Het is
heel divers het is niet 1 simpel probleem. Marieke onderzoekt vooral rigide,
repetitief, stereotiep gedrag. Er zijn SMRI scans gemaakt structurele MRI.
Opvallend is een groter volume. Verschillen in onderzoeken komen bijv. door
medicatie en leeftijdsverschil. Bij autisme blijft het doorgroeien terwijl het
bij de controlegroep afneemt bij het ouder worden. En het groeit harder.
Gijs Horvers heeft Asperger. Hij zet zich in voor normaal
tot hoogbegaafde mensen met een vorm van autisme. Hij studeert SPW4, is medeorganisator
van de landelijke netwerkborrel Iets Drinken en ervaringsdeskundige bij
Auticomm. Contact leggen met autisme
Gijs legt veel energie in contact leggen. Hij heeft er
behoefte aan maar het kost veel denkwerk. Als kind leefde Gijs in zijn eigen
wereldje. Hij speelde graag alleen en miste het vermogen af te stemmen op de
gewone wereld. Op school werd hij gepest. Op veertien jarige leeftijd wilde hij
het liefste dood. Hij ging gedichten schrijven. Zijn taalgrapjes werden niet
begrepen. Hij heeft moeite op passende wijze uiting te geven aan diepe emoties.
Als adolescent vluchtte hij in middelgebruik (misbruik) om zo bij een groepje
te horen en opener te zijn in contact. Maar hij gedroeg zich steeds vreemder en
hij werd banger en banger. Na zijn afstuderen viel de structuur weg en
mislukten relaties. Hij heeft een aantal heftige relaties gehad, en deed
diverse werkzaamheden. Maar het hield geen stand. Hij voelde zich eenzaam.
Op zijn dertigste werd hij clean en kreeg hij zijn diagnose:
Asperger. Dit gaf helderheid. Op zijn 18e had hij namelijk de
diagnose ADHD en Borderline gekregen. In zijn studie SPW4 leest hij in
studieboeken “geen contact kunnen maken”. Daar is Gijs het niet mee eens. Hij
ervaart het niet als een stoornis (negatief) maar hij wil eigen regie en zelf
keuzes maken.
Mensen met autisme zijn gevoelig voor verandering maar dat
kan ook een talent zijn. Gijs: “ik kan niet weten wat de ander denkt maar wel
vragen en doorvragen” Bij overprikkeling is hij gespannen en gaat harder praten.
Als zijn gevoel te intens is kan hij de woorden niet vinden. Als hij
overprikkeld is zegt hij zo zijn werk op. Vriendschappen sneuvelen maar er is
ook begrip. Hij kijkt positief naar de wereld die autisme heet. En hij wil
graag contact want dat is essentieel voor een gelijkwaardige plaats in de
maatschappij. Wie zet de eerste stap?
Dr. Kirsten Greaves-Lord universitair docent en hoofd
Onderzoeksprogramma Autisme Afdeling Kinder- en Jeugd Psychiatrie/Psychologie
Erasmus MC – Sophia en Yulius. Autisme en seksualiteit
In de pubertijd ontluikt de seksuele ontwikkeling. Er is
lichamelijke ontwikkeling, maar ook een sociaal-emotionele ontwikkeling
(groepjes). Jongeren fantaseren over seks en zoenen. Voor alle jongeren is het
een uitdagende periode.
Mensen met autisme hebben moeite met veranderingen. Hun
lichamelijke en hormonale ontwikkeling is hetzelfde. Hun sociaal-emotionele
ontwikkeling verloopt langzamer. Fysiek hebben zij de behoefte maar rationeel
weten zij niet hoe het aan te pakken. Zij kunnen daar moeilijk open over
praten.
Er zijn veel gevoelens van onzekerheid en frustratie. Zij
hebben soms ongepast gedrag (verkeerde opmerkingen). Er kan sprake zijn van
probleemgedrag (ongewenst aanraken, zelfbevrediging in het openbaar). Dit
laatste komt vooral voor als er sprake is van mentale retardatie. Er is gebrek
aan wetenschappelijk onderzoek. Er is gebrek aan een goede vragenlijst en
gebrek aan evidence bases onderzoek.
Men is begonnen met inventariseren en het ontwikkelen van
een goede vragenlijst. Deze is telkens aangescherpt. Onderzocht zijn 45
personen met autisme 12-19 jarigen met een gemiddeld-hoog IQ Jongeren met
autisme rapporteren minder vaak (losse vriendschappen, moeite met lichamelijke
veranderingen). Zij bespreken seksualiteit minder en als zij dat doen doen zij
dat eerder met ouders/gezin dan met vrienden. Zij hebben minder verliefdheden.
Zij vinden het minder belangrijk dat hun toekomstige partner fysiek
aantrekkelijk is. Zij doen iets vaker aan zelfbevrediging maar hebben minder
samen bevrediging. Zij kijken vaker naar porno-websites. Seks is minder
bespreekbaar. Zijn minder seksueel actief. Ouders maken zich meer zorgen.
Er is een pubertraining opgezet. Doel is meer kennis over
het thema seks in biologisch en sociaal-emotioneel opzicht en meer inzicht creëren
op dit gebied. Meer zelfvertrouwen. Gevolg is dat zij zelf en hun ouders zich
minder zorgen maken op dit gebied. Er worden 18 lessen gegeven op Yulius. De
jongeren zijn na de cursus beter in staat een praatje met onbekenden te maken,
beter in staat vrienden te maken en te behouden, en zij worden minder gepest.
Voor ouders is van belang dat hun kinderen het verschil tussen vriendschap en
verkering weten, beter een zwangerschap en SOA kunnen voorkomen, grenzen
herkennen, minder vaak onaangepaste opmerkingen maken, meer bespreken met
ouders (bewust van problemen).
Er komt een vervolgonderzoek. Kinderen met autisme laten
meer problemen zien bij seksuele problemen. Ik puber-training.
Prof. Dr. Herbert
Roeyers, klinisch psycholoog, hoogleraar ontwikkelingsstoornissen
Universiteit Gent. Autisme en inlevingsvermogen
In 1978 spreekt men voor het eerst over geestelijke
gesteldheid toeschrijven aan zichzelf en anderen. Inleven wat andere mensen
denken, gedrag van anderen voorspellen, wat denken en voelen mensen. In 1985
publiceerden Baron-Cohen en collega’s het eerste wetenschappelijke artikel over
een verstoorde Theory Of Mind (TOM) bij kinderen met autisme. TOM is wellicht
uniek voor de mens. In 1993 kwam de false belief test. Begrijpt een kind of de
knikker verplaatst is zonder dat een van de figuren dat weet. Kan het kind
begrijpen dat Sally het eigenlijk niet weet. False Belief zit ook in sprookjes.
Kinderen met ASS lossen betrekkelijk weinig op volgens TOM. Lang werd gedacht
dat TOM de oorzaak van ASS is. Toen ontdekte men dat sommige kinderen met
autisme wel TOM hebben. Autisme is dus ingewikkelder dan het ontbreken van TOM.
Volwassenen met Asperger slagen er later wel in.
Er zijn geavanceerde testen zoals de ogentest. Welke
geestesgesteldheid past het best bij deze persoon. Dan blijkt geen hele uitval
maar een iets zwakkere prestatie (2 meer fout zoiets). Inleving of TOM is dus
niet een kwestie van wel/niet hebben. Het inlevingsvermogen blijkt ook te
verbeteren naarmate het ouder worden. Het is eerder een vertraagde
ontwikkeling. Waarom mensen met ASS TOM niet altijd toepassen weet men niet, er
is meer onderzoek nodig. TOM is ook niet specifiek voor ASS, een zwakkere TOM
komt ook voor bij ADHD, VG, schizofrenie. TOM verklaart ook niet alle kenmerken
van ASS. Joint Attention de interactie van baby-moeder. Met een half jaar is er
aandacht moeder-kind en omgekeerd. Het kind reageert op een voorwerp,
gebeurtenis of derde persoon. Er zijn verschillende vormen bijv. wijst naar
koelkast: iets drinken. Wijzen, kijken of jij wel kijkt declaratief. Joint
Attention is scharniervaardigheid. Kinderen met ASS hebben moeite met de joint
attention. Zij houden ook niet van knuffels en aanrakingen.
Vanaf het derde jaar neemt het normaal gesproken af. Vanaf
dan leert een kind in te schatten wat de ander denkt of voelt. Dat is bij
kinderen met autisme vertraagd. Het begrijpen van interacties. Op driejarige
leeftijd kijken kinderen met autisme evenveel naar sociale plaatjes als niet
sociale plaatjes. Het inlevingsvermogen van mensen met autisme ontwikkelt
trager. Maar er is wel progressie bij het ouder worden. Trainingen zijn zinvol!
Hoe vroeger de interventie hoe beter de prognose. Joint Attention is een
aandachtspunt voor vroegdiagnostiek. Dit is te trainen met interventieprogramma’s.
Maroesja Dirksen (ervaringsdeskundige en vrijwilligster bij
de NVA) Autisme bij mijn ouders
Het gezin van Maroesja kwam uit een andere cultuur en zij
vonden moeilijk aansluiting. Elk jaar ging men naar dezelfde plek op vakantie.
Vader bepaalde dagindeling, wandelroutes en pauzes. Toen Maroesja ouder werd
voelde dit als beklemmend, gevangen. Zij wilde haar eigen route en tempo
bepalen. Vader hield dagboeken bij vol feiten en getallen en steeds dezelfde
gegevens. Aan het eind van het jaar telde hij alles op. Op de dag van
Maroesja’s geboorte was vader zeilen. Het was immers mooi weer? Dit was een
keerpunt in het huwelijk van haar ouders. Moeder voelde zich eenzaam, de steek
gelaten.
Het gezin ging elk weekend zeilen. Manoesja was onhandig en
als het niet ging op zijn manier ging hij schreeuwen. Deze weekenden zaten vol
spanningen. Er waren misverstanden en vader bepaalde. Manoesja ging de enorme
rotzooi in de boot ordenen en opruimen.
Vader had moeite mensen binnen te laten. Of hij gooide
gewoon de deur dicht of negeerde het bezoek compleet. Manoesja kon geen
vriendjes uitnodigen thuis. 8 jaar lang hebben haar ouders tegen elkaar
gezwegen en elkaar ontlopen. Manoesja was bang voor het schreeuwen van vader en
het zwijgen van haar moeder.
Manoesja ontvluchte al op jonge leeftijd het huis door op
wereldreis te gaan. De grote cultuurverschillen heeft zij ervaren als het
paradijs. Brieven naar huis bleven onbeantwoord. Haar moeder heeft het haar
nooit vergeven. Met heel veel moeite, en door het aansluiten bij moeders
interesses is na jaren weer contact gekomen. Er is nooit over de reis
gesproken.
Maroesja ontmoete haar man die dol was op zeilen. Sinds er
kinderen kwamen is de boot verkocht. Zij vinden dat de kinderen mogen bepalen.
Dus op vakanties bepalen de kinderen de route. Haar kinderen kennen opa en oma
en het voordeel is dat zij vreemd gedrag niet snel veroordelen. Manoesja
begrijpt haar ouders (inmiddels beiden overleden) nu beter. Zij investeert in
goede contacten en zij zetten de deur altijd open.
Prof.Dr. Hans Reinders is hoogleraar Ethiek aan de Faculteit
der Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit, 1995-2005 willem van de Bergh
leerstoel (’s Heerenloo) 2005-heden Bernard Lievegoed leerstoel (Nederlandse
Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders). ‘Storend’ gedrag bij autisme is
ook communicatie
Hans spreekt liever van moeilijk verstaanbaar gedrag
(interpreteerbaar) dan van storend gedrag. Storend gedrag gaat over gedrag wat
anderen als storend ervaren.
Mensen met autisme hebben zelf niet noodzakelijk last van
ritualiseren, het kan veiligheid en vertrouwen geven. Zij kunnen er echter ook
in blijven steken bijv. bij het aankleden eerst alle kleding uit de kast, dan
opvouwen en er weer in, weer alle kleding eruit etc. Dan verstoort het gedrag
het dagritme. Je kunt wel last hebben van wat jouw gedrag oproept, zoals
gespannen zijn.
Storend gedrag in de sociale verhouding: tegenwicht neuropsychologie.
Bijv. gedrag speelt zich tussen mensen af. Het is gedrag wat we niet goed
begrijpen. Het is gedrag waarvan de boodschap niet wordt begrepen. Het is een
communicatieprobleem tussen zender en ontvanger.
Gedrag van mensen met autisme in niet altijd een antwoord op
iets of iemand.
Een man raapt elke sigarettenpeuk op van de grond en steekt
die vervolgens in de mond. Men reageert met sancties en nog meer sancties. De
medicatie wordt zelfs opgevoerd. Dan komt een begeleider die niet veel aandacht
aan dit gedrag besteed. Hij zegt joviaal kom op joh, we hebben geen tijd voor
peuken, er is werk te doen. De obsessie voor peuken vergroot de obsessie van
het weerhouden. Reageer jij laconiek dan krijg je een laconieke reactie terug.
Er is geen storend gedrag waar je zelf geen deel van
uitmaakt. Er moet ruimte zijn om anders naar gedrag te kijken. Wat zit er in
mijn gedrag/mijn manier van doen dat hij er zo op reageert. Storend gedrag is
het antwoord. Waarop is dit gedrag een antwoord. Welke boodschap zond ik uit en
kan hij de boodschap begrijpen? De man van de peuken voelt de boodschap: jij
bent een prima kerel en wij werken samen. Het is een manier van andersom
denken.
Larry is een man met zware autistische problematiek, hij zit
in een rolstoel en heeft epilepsie. Hij heeft de onhebbelijke gewoonte met een
krakende hoge stem te schreeuwen. Iedereen blijft het liefst zo ver mogelijk
uit zijn buurt. Hoe meer mensen hem mijden hoe harder Larry schreeuwt. Er komt
een vrijwilligster die zei: wat zou er gebeuren als we Larry’s schreeuwen
zouden zien als zijn grootste talent? Een gave, datgene wat hij te bieden
heeft. Waar is hard schreeuwen dringend nodig? In de achtbaan! Wat zou er
gebeuren in een voetbalstadion? Larry komt terecht bij een volleybalteam als
number one fan. De mannen van het team hebben hem schreeuwend en wel opgenomen.
Larry schreeuwt bij winst, verlies, en training. Na verloop van tijd schreeuwt
hij thuis nauwelijks.
De vraag die we bij gedrag stellen moet veranderen: i.p.v.
beperken naar waarom is dit gedrag een antwoord?!
Rain Man, impressie van toneelstuk over autisme.
In Stadsschouwburg Utrecht ging het toneelstuk Rain Man in première
dit voorjaar. In het najaar is de voorstelling nog in 40 theaters in het land
te zien. We zien een korte documentaire over de toneelbewerking en interviews
met hoofdrolspelers en regisseur. www.autisme.nl
Agenda of www.deutrechtsespelen.nl
voor speellocaties en data. Ik zeg: zien!
Miek Wijnbergen
Platform Verontruste Ouders
Geen opmerkingen:
Een reactie posten